Regering raakt het eens over de begroting
De federale regering is het vandaag eens geraakt over een begrotingsakkoord, een pakket dat o.m. ingrijpt in de loonindexering, de fiscaliteit en nieuwe inkomsten. Voor onze sector is de belangrijkste vaststelling echter dat de tweede pijler buiten schot blijft. Zo geldt ook de in het akkoord voorziene verhoging van de verzekeringstaks enkel voor niet-levensverzekeringen. In deze infoflash lichten we de belangrijkste elementen uit het akkoord toe en geven we aan welke onderdelen wel relevant zijn voor onze sector.
De federale regering heeft een akkoord bereikt over de resterende begrotingsdossiers voor 2026 en over een saneringstraject tot 2029. Het akkoord is opgebouwd rond vier grote pijlers – vaak het “klavertje vier” genoemd – die samen het begrotingstekort moeten terugdringen.
De eerste pijler omvat besparingen bij de overheid zelf en efficiëntiewinsten, onder meer in de ziekteverzekering. Daarnaast wordt de index niet algemeen ingeperkt, maar wel selectief bij hogere lonen: de loonindexatie zal geplafonneerd worden tot een brutoloon van 4.000 euro. Het deel boven die grens wordt gedeeltelijk afgeroomd ten voordele van de staatskas, terwijl ondernemingen tegelijk hun loonkosten zien dalen. Een derde pijler omvat een reeks gerichte btw-maatregelen, zonder dat er sprake is van een brede btw-verhoging. Tot slot worden ook nieuwe inkomsten gecreëerd. Die komen onder meer uit de verdubbeling van de effectentaks op effectenrekeningen boven 1 miljoen euro en uit een nieuwe bankentaks. Het activeren van langdurig zieken moet eveneens een belangrijke bijdrage leveren. Door het geheel van maatregelen moet de begroting tegen 2029 met 9,2 miljard euro worden versterkt, terwijl de geplande belastingverlaging met één jaar wordt uitgesteld.
De enige wijziging in de verzekeringssfeer betreft de verhoging van de premietaks op niet-levensverzekeringen, die stijgt van 9,25 naar 9,6 procent. Dat raakt onder meer brand-, auto- en familiale verzekeringen, maar niet de winstdeelnames van tak21-producten. Voor pensioenfondsen verandert er niets. Het akkoord bevat geen fiscale of andere maatregelen die betrekking hebben op de tweede pensioenpijler.
Parallel met het begrotingsakkoord is ook een finaal akkoord bereikt over een reeks pensioenhervormingen binnen de eerste pijler. De pensioenmalus voor wie vervroegd uitstapt zonder voldoende loopbaan wordt verfijnd: periodes van ziekte, zorg, moederschapsrust en tijdelijke werkloosheid zullen voortaan wél meetellen als gewerkte dagen, terwijl de invoering van de malus vermoedelijk naar 2027 verschuift. Ook de regeling rond het eerste loopbaanjaar wordt aangepast. Vanaf 2027 moet een loopbaanjaar 156 dagen bevatten om mee te tellen, maar voor het eerste jaar blijft de huidige grens van 104 dagen gelden, zodat werknemers die later in het jaar starten geen nadeel ondervinden. Daarnaast worden de gelijkgestelde periodes van werkloosheid en SWT vanaf 2027 stapsgewijs beperkt voor de berekening van het pensioen. Ze mogen eerst maximaal 40 procent van de loopbaan uitmaken, een grens die jaarlijks daalt tot 20 procent in 2031. Periodes van ziekte en zorgverlof blijven buiten deze beperking.
Tot slot dient opgemerkt dat de Wet Diverse Bepalingen – met o.m. de eerder aangekondigde aanpassingen aan de solidariteitsbijdrage (zie infoflash van 2 oktober) – (waarschijnlijk) dit jaar nog gestemd zal worden. De kans dat het zomerakkoord en de meerwaardebelasting nog dit jaar worden goedgekeurd, lijkt dan weer eerder beperkt. Veel van de thans aangekondigde maatregelen zullen bovendien nog verder verfijnd moeten worden. Verdere duidelijkheid volgt dus in de komende weken en maanden, zodra meer concrete bepalingen beschikbaar zijn. Wij houden u uiteraard verder op de hoogte van de evoluties in dit kader.
Het PensioPlus team