Ontwerp van programmawet ingediend in de Kamer: pensioenmaatregelen betreffen voornamelijk de 1ste pijler
Afgelopen dinsdag (27 mei) keurde de federale regering een eerste ontwerp van programmawet goed. Het ontwerp werd ondertussen ingediend bij de Kamer en bevat een reeks sociale en fiscale maatregelen met één duidelijk doel: meer mensen aan het werk krijgen – in de richting van een werkzaamheidsgraad van 80% – en tegelijk de fiscale druk op arbeid verlagen. Deze eerste fase beperkt zich tot maatregelen die dringend zijn én een duidelijke impact hebben op de begroting. In een volgende fase, verwacht tegen de zomer, zullen aanvullende maatregelen worden opgenomen in een ontwerpwet diverse bepalingen. Wat nu werd vastgelegd in het goedgekeurde ontwerp, vormt dus geenszins het volledige plaatje.
De programmawet bevat ook een aantal maatregelen inzake pensioenen. Het gaat in essentie om maatregelen die betrekking hebben op de wettelijke pensioenen. De 2e pijlerpensioenen worden in deze fase niet rechtstreeks geviseerd, al hebben sommige wijzigingen een indirecte impact op de aanvullende pensioenen van de publieke sector.
Tijdelijke beperking van de indexering van hoge wettelijke pensioenen
Een opvallende maatregel betreft de tijdelijke beperking van de indexering van de hoogste wettelijke pensioenen. Vanaf 1 juli 2025 wordt de indexering van het wettelijk pensioen beperkt zodra het bruto maandbedrag – of het totaal van meerdere wettelijke pensioenen – 98% van een grensbedrag (5.182,64 euro in april 2025) bereikt of overschrijdt. De beperking geldt onder meer voor ambtenarenpensioenen, gemengde loopbanen, maar ook voor wettelijke pensioenen van werknemers en zelfstandigen die het grensbedrag overstijgen.
In dat geval wordt slechts een beperkte indexering toegestaan, met een gegarandeerde minimale verhoging gelijk aan 2% van het gewaarborgd minimumpensioen voor een alleenstaande. De maatregel loopt in principe tot 31 december 2029, maar vervalt eerder bij een vijfde overschrijding van de spilindex in die periode. De regering motiveert de maatregel als tijdelijk, proportioneel en gericht op een beperkte groep (ongeveer 56.000 gepensioneerden), voornamelijk met hoge ambtenarenpensioenen.
Bevriezing van het Wijninckx-plafond
Naast de indexeringsbeperking voorziet het ontwerp ook in de bevriezing van het zogenoemde Wijninckx-plafond. Dit plafond – dat het totale pensioenbedrag begrenst in het kader van publieke pensioenen – zal vanaf 1 juli 2025 niet langer worden aangepast aan de index. Het bedrag wordt vastgelegd op 99.499,24 euro per jaar en blijft tot eind 2029 ongewijzigd.
Verstrenging van de cumulatiegrenzen: buitenlandse en internationale pensioenen tellen mee
Voortaan zullen ook pensioenen toegekend op basis van buitenlandse wetgeving of door internationale instellingen in rekening worden gebracht bij de berekening van het voormelde plafond. Tot nu toe werden die pensioenen buiten beschouwing gelaten. De wijziging beoogt meer rechtsgelijkheid en is mede ingegeven door opmerkingen van de Raad van State in het licht van het Europees recht (verordening 883/2004). Er blijft wel een uitzondering mogelijk voor pensioenen die louter een vergoeding van lichamelijke schade beogen.
Hervorming van de responsabiliseringsbijdrage voor lokale besturen
De wet hervormt ook het mechanisme voor de responsabiliseringsbijdrage van lokale besturen aangesloten bij het Gesolidariseerd Pensioenfonds. Besturen die een aanvullend pensioen voorzien voor hun contractuelen kunnen nog steeds genieten van een korting op hun bijdrage, maar de financiering daarvan wordt deels overgenomen door de federale overheid. Concreet worden de kortingen voor 2024 (berekend in 2025) mee gedekt via een federale dotatie, net zoals dat al het geval was voor de bijdragen van 2022 en 2023.
De maximale korting voor 2024 wordt vastgelegd op 30% van de gemaakte kosten in de aanvullende pensioenregeling. Deze wijzigingen moeten het evenwicht van het Gesolidariseerd Pensioenfonds vrijwaren, aangezien het aantal besturen zonder aanvullend pensioen – en dus zonder recht op korting – steeds kleiner wordt.
Nieuwe opbouw van pensioenrechten voor zelfstandigen na pensioenleeftijd
Tot slot voorziet de wet in een aanpassing van het sociaal statuut voor zelfstandigen die blijven werken na de wettelijke pensioenleeftijd zonder hun pensioen op te nemen. Zij zullen voortaan automatisch bijkomende pensioenrechten opbouwen, voor zover zij bijdragen betalen als zelfstandige in hoofdberoep. Zelfstandigen die dit niet wensen, kunnen opteren voor het behoud van het bestaande systeem, zonder verdere opbouw na de pensioenleeftijd. Deze hervorming kadert in de doelstelling om langer werken fiscaal en sociaal aantrekkelijker te maken.
|
|
|
De hiervoor beschreven maatregelen zijn voornamelijk gericht op het wettelijk pensioenstelsel. De tweede pijler wordt in deze fase van de hervorming niet aangepast maar dit wil niet zeggen dat er geen wijzigingen op til staan. Meer bepaald verwachten een vereenvoudiging van de inhouding van de solidariteitsbijdrage, de invoering van een nieuwe solidariteitsbijdrage van 2% op kapitalen boven 150.000 euro en de verhoging van de Wijninckx-bijdrage van 3% naar 12,5%. Deze maatregelen zullen worden opgenomen in een wetsontwerp inzake diverse bepalingen dat verwacht wordt tegen de zomer.
We volgen dit uiteraard verder op de voet en houden u op de hoogte van de voortgang, eventuele aanpassingen of bijkomende initiatieven in latere fases van de hervorming.
Indien er vragen zijn over de impact of interpretatie van specifieke onderdelen, staan wij uiteraard ter uwe beschikking.
Het PensioPlus team